Magische zaken
stedelijke volksmagie
De dagelijkse praktijk van opvoeden, onderricht, werken, krijgsdienst, volksfeesten, bijeenkomsten en gewoon sociaal samenleven vroeg veel aandacht, zo niet álle aandacht. Men stond dan ook niet alle dagen stil bij magie. Men kende zeker wel de amuletten van Albertus Magnus of Hildegard von Bingen. Deze werden door menigeen gebruikt, ook in de steden. Maar dat was eerder een dagelijks patroon geworden, waar men niet de hele dag bij stil kon of wilde staan. Je droeg gewoon een amulet om de hals of bracht bepaalde kruiden in huis. Dan was alles goed. Wij denken dat men in de Middeleeuwen met een en ander realistischer omging, dan algemeen wordt aangenomen.
Ondanks het vorenstaande gaf vanaf de Hoge Middeleeuwen de sterke groei van nieuwe handelssteden een extra dimensie aan volksmagie. In de steden leefden de mensen namelijk dichter opeen en volksgeloof werd aldaar sterker vermengd met sociale controle dan elders. En vele manuscripten over allerlei onderwerpen werden inmiddels vanaf omstreeks 1250 in de volkstaal geschreven. Hierdoor werden ook manuscripten over magische zaken toegankelijk voor stedelingen. Er ontstond een magisch brouwsel, op basis waarvan volksmagie een vaste plaats kon verwerven in het sociale leven. Dat gold overigens niet voor de gehele stadsbevolking, maar volksmagie vond wel nieuwe stedelijke wegen.
Met magie kon men in de groeiende steden beter bepaalde gebeurtenissen duiden, van het verliezen van werk of een dierbare, tot ziekte, oorlog, stormen en koude. Er was in de volksmagie altijd al ruimte geweest voor het aanwijzen van een schuldige voor eenvoudige of iets zwaarder wegende tegenspoed. Maar in de groeiende steden groeide de sociale controle sterk. Ontstonden er dan spanningen door allerlei zware of minder zware tegenslagen, dan ontstond al gauw een situatie, waarin magie in ene een belangrijkere plaats kon verwerven. Dan zocht men via de magie redenen voor het hoe en waarom. Boze en negatieve krachten buiten de individuele mens werden dan al snel erop aangezien. Dat deed zeker niet iedereen, maar het gebeurde weldegelijk. En door de toegenomen sociale controle nam vooral de magie met betrekking tot evident kleinere negatieve zaken toe, die eigenlijk helemaal geen probleem vormden tussen de mensen onderling.

In onze Moderne Tijd is het overigens niet veel anders. Men zoekt tegenwoordig de oorzaak van kleine of grotere gebeurtenissen niet meer rechtstreeks in magie. Het verloopt nu indirect en het wordt anders verpakt. Het is subtiel geworden, met allerlei vage beeldvormingen (lees bezweringen), maar met welhaast dezelfde gevolgen voor degene, die het moet ondergaan. En ook de moderne mens denkt bij ongemakken binnen de sociale communicatie eerder aan omstandigheden buiten zichzelf, dan dat men bij zichzelf te rade gaat. En dat geldt ook voor zeer eenvoudige omstandigheden, die geregeld de ons bekende stedelijke burenruzies tot gevolg hebben.
Er waren overigens tijdens de gehele Middeleeuwen langere perioden van voorspoedige sociale, wetenschappelijke en economische ontwikkelingen. Perioden van rust waren dat, met welvaart en ontwikkelingen op het gebied van de kunsten. Daaraan wordt in de Moderne Tijd sowieso te gemakkelijk voorbij gegaan. In deze perioden van voorspoed zijn er minder redenen, om voor bepaalde gebeurtenissen de schuld te zoeken bij een ander. Er zijn dan simpelweg minder sociale spanningen.
Tegen de gestaag toenemende alledaagse magie met betrekking tot over het algemeen zeer eenvoudige zaken, die eigenlijk geen echte problemen vormden, ontwikkelde men in de Late Middeleeuwen een stedelijk antwoord. Dat was met name van belang in tijden van individuele maar zeker ook collectieve tegenspoed. Dat antwoord diende de toenemende bevolkingsdruk en de daarmee rechtevenredig verbonden sociale controle in goede banen te leiden. Er ontstond een stedelijk maatschappelijk systeem, waarmee volksgeloof in sociale banen kon worden geleid. Er ontwikkelde zich namelijk een structuur van aanklacht, veroordeling en boete. Via dat systeem kon een vermeende tovenaar of tovenares worden veroordeeld tot betaling van een geldboete als compensatie voor geleden en door ‘magie’ veroorzaakte schade. Een zwaardere straf bestond niet uit een veroordeling tot de brandstapel, maar eerder uit verbanning uit de stad.
Bovenstaande tekst vindt haar basis in het boek wonderen in de middeleeuwen, met de ondertitel over toverij, mirakels, goddelijke helpers en de dagelijkse praktijk. Dat is het elfde boek uit de twaalfdelige serie vore ene maeltijt met smakelijcheit. Deze serie wordt door ons in 2025 uitgegeven. Zie voor verdere informatie het hoofdstuk BOEKEN van deze website.
AFBEELDING
1. Dante en Beatrice op weg naar de Sfeer van de Zon, Divina Commedia, manuscript van omstreeks 1445, republiek Sienna.
British Library